Eind 1987 wordt hij – bijna per ongeluk – redacteur van het weekblad Knack. Per nog groter ongeluk wordt hij van 2003 tot 2006 huisbioloog van De Laatste Show met Mark Uytterhoeven op Eén. Sindsdien is hij regelmatig op televisie te zien. De bekendste bioloog van Vlaanderen heeft één goeroe: Charles Darwin, de Brit die ons een sluitend mechanisme voor de evolutie van het leven schonk. Als jonge snaak reisde hij de wereld rond, een reis die Dirk Draulans op vraag van Canvas en de Nederlandse VPRO in het seizoen 2009/2010 (op wat oudere leeftijd) overdeed. Het was het professionele hoogtepunt van zijn leven.
Dirk Draulans vertelt over zijn
leven:
‘Mijn oudste positieve herinnering is
een herinnering aan hazelnoten. Als driejarig jongetje leerde mijn grootvader
me in zijn tuin het onderscheid tussen de mannelijke en de vrouwelijke
bloempjes van de hazelaar. De gele katjes en de rode pluisjes die samen nieuwe
hazelnoten en in het beste geval een nieuwe hazelnotenstruik maken. Een verhaal
van voortplanting dus. (Mijn oudste traumatische herinnering is een bezoek met
mijn grootmoeder aan het klooster van de Arme Klaren in Turnhout – geen verhaal
van voortplanting dus.)’
‘Waarschijnlijk ben ik een genetische
afwijking. Er is niets in mijn pedigree dat een voorbestemming tot
natuurliefhebberij en biologisch onderzoek laat vermoeden. En er zijn nog
elementen in mijn gedrag waarvoor ik in mijn familie weinig antecedenten vind.
Ik heb het op mijn weerbarstige momenten afgedaan als een mutatie door radioactieve
straling – mijn vader was ingenieur in de kernenergiesector (mijn moeder
huisvrouw, zoals toen de regel was). Ik kan perfect leven met de gedachte een
genetische afwijking te zijn. Het maakt me in zekere zin uniek, zoals (bijna)
elk levend wezen verschilt van zijn ouders en grootouders en dus uniek is.
Zonder variërende genetische cocktails zou het leven niet alleen oersaai zijn,
het zou ook nooit zo divers geworden zijn als nu. Zonder genetische variatie
geen bedwants en geen hommelvleermuis, geen Charles Darwin en geen Donald
Trump.’
‘Mijn eerste wetenschappelijk onderzoekje deed ik op mijn veertiende, vlakbij mijn ouderlijke woonst in het Kempense dorp Dessel. Het gebeurde in een landbouwgebied dat Hoge Velden heette en waar de zeldzame ortolaan broedde. Die ortolaan is al lang verdwenen, maar mijn rapportje van toen heb ik nog. Ik leerde eruit dat de roodborst de vroegste zanger van onze vogels is. Ik ben altijd een man van vogels gebleven. Ik maakte een doctoraatsonderzoek over blauwe reigers, en ik werd aangeworven bij Knack na een gesprek over ijsvogels met hoofdredacteur Frans ‘Sus’ Verleyen – de man die Knack groot maakte. Zelfs op oorlogsverslaggeving voor Knack nam ik een verrekijker mee, waardoor ik een paar keer als spion gearresteerd werd.’
‘Via de oorlogsverslaggeving begon ik
me het lot van mensapen aan te trekken. Gorilla’s, chimpansees en bonobo’s
lijden zwaar onder het geweld in Congo en zijn buurlanden. Ik ben een van de
weinige mensen die alle mensapensoorten in de natuur gezien heeft. Het is
ontstellend hoeveel ze met ons gemeen hebben. Een bonobomoeder die ’s avonds
haar baby in zijn nest wil leggen, is net als de moeder die ’s avonds haar
kleuter niet in bed krijgt omdat hij nog wat naar tv wil kijken. Charles Darwin
moet ook zo’n aha-gevoel gehad hebben toen hij zijn eerste mensaap zag in de
zoo.’
‘Ik ben in de loop der jaren eventjes
mijn natuurbeschermershart kwijt gespeeld, maar het is – gelukkig – snel weer
opgedoken. Ik heb als tiener het klappen van de natuurbeschermerszweep geleerd
in het natuurreservaat De Zegge in Geel van de charismatische conservator
Marcel Verbruggen. Als biologiestudent werd ik ingewijd in Darwins principes
door Dirk Thys Van den Audenaerde, veruit de beste prof waar ik ooit les van
had. Hij was ook directeur van het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika in
Tervuren en introduceerde me in Afrika. De liefde voor het zwarte continent was
er vanaf dag 1, de frustratie om de moeilijkheden die de mensen er ondervinden
om van een continent met zoveel mogelijkheden iets moois en comfortabels te
maken eveneens.’
‘Tijdens
mijn vele reizen kwam ik niet alleen in contact met bedreigde mensapen, maar
ook met uitstervende ijsberen (mijn grootste trauma: uit overlevingsdrang een
ijsbeer moeten doodschieten in Canada) en reuzenpanda’s (een enorme frustratie:
in China filmen in het spoor van een reuzenpanda die we net niet te zien
kregen). Ik kreeg de tranen in mijn ogen bij het zien van walvissen: dieren die
wat mij betreft het equivalent zijn van de mens onder water, en die herstellen
van een eeuwenlange aanslag door de mens en dus tonen dat het ook goed kan
gaan. Ik blijf me inzetten voor het behoud van onze natuur, ook in Vlaanderen.
Ik ben nog altijd optimistisch dat de mens net op tijd het gezond verstand zal
etaleren dat nodig is om onze aarde ook voor de volgende generaties leefbaar te
houden. Een beetje naïef zijn kan geen kwaad om goedgemutst door het leven te
kunnen stappen. De komst van de wolvin Naya naar Limburg begin 2018 heeft me in
ieder geval extra moed gegeven dat mijn ultieme natte droom zal uitkomen: dat
er voor ik het leven verlaat een wolvenfamilie in Vlaanderen resideert! Het zou
het beste bewijs zijn dat natuur ook vooruit en niet alleen achteruit kan gaan.’